Eenzaamheid.
ca. 1872, olieverf op doek,
138 x 97 cm, collectie gemeente Bronckhorst
Beekdalbos mogelijk bij Huis Vorden.
1870, zwart en wit krijt op lichtbruin papier,
907 x 650 mm, collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Bilders leert na het overlijden van zijn zoon Gerard de tekenaar schrijver Alexander Ver Huell kennen. Ver Huell kende Vorden goed vanwege familiebanden en omdat zijn studievriend Henri Engelbrechts daar woonde. In de dagboeken van Ver Huell staat een beschrijving van een bezoek van beide vrienden aan het verlaten huis Vorden in 1863. Met grote waarschijnlijkheid was het Ver Huell, die Bilders op Vorden wees, dit blijkt ondermeer uit een brief van Bilders aan Ver Hueel uit 1869, die hij vanuit Vorden schreef
Bilders leerde Georgina van Dijk kennen die op huis 't Velde in Warnsveld, een buurgemeente van Vorden woonde, wat blijkt uit een brief van Bilders aan Ver Huell. In 1868 schrijft Bilders vanuit Vorden zijn eerste liefdesbrief aan Georgina.
In zijn gedateerde Vordense brieven, de eerste is van augstus 1868, aan Georgina is het ontstaan van een groot schilderij van het verlaten huis Vorden te volgen, waarbij Georgina een rol speelt. Dit schilderij, 'Het oude verlaten kasteel te Vorden', hing op de tentoonstelling van Levende Meesters te 's-Gravenhage in 1869 en die te Amsterdam in 1870. Van de tentoonstelling uit 1870 heb ik een recensie en in het Algemeen Handelsbad van 1890 staat n.a.v. het overlijden een artikel over Bilders van de kunstcriticus Loffelt waarin hij een prachtige beschrijving geeft van een bijeenkomst in het huis van de burgermeester van Den Haag, waar hij n.a.v. het netgenoemde schilderij vertelt over zijn visioen dat hij had op een avond bij het verlaten huis Vorden. In het boekje bij de Bilderswandeling staat een lang citaat van deze bijeenkomst in 1869 in Den Haag, waarbij Loffelt aanwezig was.
Begin jaren zeventig maakt Bilders langs de beek in een eeuwenoud bos even ten zuiden van huis Vorden een aantal houtskooltekeningen (gedateerd 1870 en 1872), die door zijn tijdgenoten zeer gewaardeerd werden, wat onder meer blijkt uit eigentijdse recensies. Het Rijksmuseum en Museum Mesdag bezitten elk één van deze houtskooltekeningen. Uit de brieven van Bilders aan Ver Huell blijkt dat Bilders naast een grote aquarel ook een grote houtskooltekening van huis Vorden, waarschijnlijk in opdracht, voor Ver Huell maakte.
In 1872 komt een einde aan eeuw onbewoond zijn van huis Vorden en het huis wordt tussen 1872 en 1875 gerestaureerd en verbouwd, waarbij de verwilderde omgeving herschapen wordt tot een Engelse landschapstuin, waarbij het eeuwenoude bos, waarvan Bilders enkele houtskooltekeningen maakte gekapt. Hetzelfde bos omlijste de watermolen van huis Vorden. Van dit ensemble maakte Bilders enkele schilderijen en tekeningen, waarvan er één als litho afgedrukt werd.
Met deze veranderingen verloor het voormalige verlaten huis Vorden zijn charme en verplaatste Bilders zijn werkterrein naar het landgoed Hackfort en huis Hackfort. Rond 1870 had Bilders al bij huis Hackfort gewerkt, getuige een groot schilderij uit de collectie van het Stedelijk Museum te Amsterdam, gedateerd 1871.
Bilders werkt voor het eerst met zijn leerling Marie van Bosse in Vorden en zij bleven dat doen in drie zomers die daar op volgden. Zij werkten veel op de Enzerinkweide op landgoed Hackfort. Van de Enzerinkweide zijn twee grote schilderijen van Bilders, gedateerd 1877 en 1878 bekend. Marie was een dochter van iemand die meerdere malen minister van Financien geweest was. Na zijn dood in 1880 stapten Marie en Bilders in het huwelijksbootje.
In 1876 krijgen Bilders en Marie de destijds zeer bekende schilder Bosboom en zijn vrouw, de bekende schrijfster van historische romans Trijntje Bosboom Toussaint op bezoek. Bosboom schrijft in een brief over dit bezoek en maakt enkele schetsen van de molen bij huis Vorden en huis Hackfort.
Bilders en Marie zijn voor het laatst in Vorden. In 1879 en 1880 zijn zij aan het werk in Gieten e.o. in Drenthe en de zomer van 1881 in Vlagtwedde in Westerwolde. In 1883 wordt Bilders getroffen door een ziekte die hem het werken naar de natuur in de open lucht onmogelijk maakte. In 1890 overleed hij te Oosterbeek, waar hij samen met Marie begraven is.