Brieven - Wandelen in de voetsporen van J.W. Bilders

Brieven

Over het verlaten Huis Vorden schreef Bilders in een brief uit 1868 aan de schrijver Johannes Kneppelhout (1814-1885)

‘Ik dacht zelfs niet, dat er buiten Oosterbeek, zulke heerlijke plekjes in ons land gevonden worden; het belangrijkste deel bestaat in een oud verlaten kasteel, omgeven door heerlijk geboomte. Het geheel ziet er zeer tragisch uit en maakt bij zekere belichtingen een grootsen en diepen indruk. Hoewel ’t gebouw nog geheel in zijn vormen is, heeft toch de adem des tijds er een merkwaardige invloed op uitgeoefent, de kleur voor al is wonder schoon […]. Ik heb er met veel lust gestudeerd om dat de onderwerpen zoo geheel met de stemming van mijn hart over een komen, er licht zoo eene droeve poezie over die door de eeuwen vergrijsde muren, en dat is de grondtoon van mijn gehele bestaan.’

Een brief van Bilders aan Georgina van Dijk / 1 september 1868

In een brief aan zijn muze Georgina Julia Laura van Dijk (1835-1914) benoemde Bilders de vergankelijkheid van ‘alle menschen werk’, al hintte hij in dezelfde brief ook over het belang van zijn ‘krabbels’ voor het nageslacht. Bilders schreef deze brief op 1 september 1868, gezeten op een bankje in de tuin van de toenmalige herberg het Wapen van Gelderland in Vorden, nu Hotel Bakker. 

In de brief koppelde Bilders zijn liefde voor Van Dijk aan de wordingsgeschiedenis van een groot schilderij van Huis Vorden, waarin zij als muze een rol speelde. Georgina van Dijk was zelf ook kunstschilder en woonde met haar familie in Huis ‘t Velde in Warnsveld.


‘Zeer geeerde jufvrouw Achter in de tuin van de herreberg waar ik gehuisvest ben, staat een bank, als men op die bank zit, heeft men juist het gezicht, op het oude verlaten kasteel van Vorden. Dikwijls zie ik de oude eerwaarde geestelijke op die plaats zich neder zetten, zeker om het recht landelijk gezicht op de weide te hebben of om zijn ogen naar de oude vergrijsde muren van het slot te wenden, en zoo tot de gedachte te komen, hoe toch alle menschen werk door de adem der eeuwen tot het niet wordt terug gebracht; toen ik heden middag mij zeer vermoeid van ’t schilderen op dit lieve plekje had neder gezet, had ik gehele andere gedachten als ik zoo even aan den grijzen geestelijke gaf; ik was namenlijk geheel verdiept in de gedachte aan UE, en de uitnemende brief welke ik des morgen van UE mocht ontvangen, ik wil mij dus niet op deze bank in wijsgerige bespiegelingen verdiepen maar liever bedenken hoe ik u veel beminde jufvrouw, dank zou zeggen, naar de juiste oordeel vellingen en bemerkingen welke UE mij in het u lieve schrijven gemaakt heb.

Ik beloof u plechtig dat ik ze mij ten nutte zal maken en al mijn krachten als kunstenaar zal in spannen om uwe atenties mij meer waardig te maken. Ik heb den gehelen dag hart gewerkt, zoo dat ik erg moede ben gisteren had ik de schets van t kasteel op t doek gebracht en vandaag heb ik de gehelen dag aan de lucht geschildert, ik heb de compositie nog eenvoudiger gemaakt door de vischkaar weg te laten de lucht is in de geest van t Swartzwald, maar nog veel sterker en droeviger ik hoop de menschen te laten zien hoe schoon, hoe diep poetisch het kasteel bij Vorden is, of kan zijn.

Ik bid u zeer geliefde jufvrouw bewaar de krabbel en ook mijn voorgaande brief wie weet als het nageslacht, die dan leest, en de krabbel ziet of ze dan niet zeggen, zie op deze wijze kwam dit schoonste schilderij van Bilders in t leven, t werd op t Velde besproken, en te Vorden in t leven geroepen; dag zeer geliefde jufvrouw bekommer u niet over mijn inspanning en vermoeijenis, ik moet al mijn geestelijk en stoffelijk krachten aan wenden, om tot stand te brengen wat ik voorgenomen heb.’

Een brief van Georgina van Dijk aan Bilders / 13 oktober 1869

Waarde heer Bilders

Op ’t gevaar af van door u beschuldigd te te worden, van naäperij, stuur ik u hiereen paar schetsjes van de vischkaar van ’t huis te Voorst, die ik maandag middag gemaakt heb. Het was een over heerlijken dag, alleen het gras was heelnat, met dat gevolg, dat, doordien ik er een poosje in gestaan heb ik lastvan maagkrampen heb gehad, en beknord ben geworden door mijne schoonzuster.

Heden doet het niets als regenen, en ik heb er van geprofiteerd, om UE dezeschetsjes te zenden, hoopende dat UE ze in welwillendheid zult ontvangenen mij per gelegenheid eens vertellen hoe ze zijn. – Ik geloof dat alsUE daar eens een studie van nam, deze aanleiding tot een mooi schilderijzou kunnen geven, want het is een poëtisch sujet, en de toon is er ookzeer mooi van. Vandaag zult u waarschijnlijk Vorden niet regretteren Want het doet niets dan regenen, en hoewel het zacht weder is, vrees ik, dat wij nu spoedig de wezenlijke herfstdagen zullen hebben.

– Mijne schoonzuster is heden ochtend vertrokken,ik denk dat in de volgende week,de jonge Lobry(?) wel bij haar zal komen, en UE dan zal gaan opzoeken,ik ben nieuwsgierig, hoe of UE wel zijne studies zult vinden. Gisteren heb ik gegeten bij mevrouw van Heeckeren, s avonds is er muziekgemaakt, en ook een lied van Nicolai gezongen, dat zeer goed voldeed. –Mevrouw Storm (1) heeft een zoon gekregen, waar zij zeer gelukkig meezijn. Ik denk dat Bet blij zal zijn, dat UE weer bij haar is, wantzoo als zij van den zomer met Jan in Amsterdam is geweest, is toch nietgezellig.

– Ik ben heden ochtend begonnen de instrumentatie van de ouverture van de Don Juan, iets dat ik mij al in ’t voorjaar gerecommandeerdhad. Ik hoop dat uwe schilderijen goed zullen overgekomen zijn, en vooral dat UE er die warme toon in bewaren zult, die er nu zoo mooi in is: datmoet verschrikkelijk lastig zijn, als een schilderij eens op eene zekere hoogte , is, en het dan niet te bederven: ik hoop dat UE er niet te lang aan zultschilderen, want dan gaat UE ook weer aan ’t afkrabben: - liever bijtijds wegzetten.

– Nu vaarwel, waarde heer Bilders, de Bas (2) heeft zeer uw Schwarzwaldgeadmireerd, hij heeft het altijd zoo druk, anders denk ik, dat hij  wel eens teVorden zou gekomen zijn. – Maak s.v.p. mijne groeten aan uwe dochter,en ontvang zelve vele compl: van Mama en van Toll

Uwe toegenegene G.J.L. van DijkV. 13 oktober 69

Terug naar boven Standaardweergave